Achter me hoor ik snelle voetstappen dichterbij komen. Een lange jongen suist voorbij. Glimmend hemdje, korte hardloopbroek en duur uitziende schoenen waarin ongetwijfeld een carbonplaat huist. Mijn prima tempo verandert ter plekke in een zielig gesjok, mijn bedekte ledematen lijken ineens een teken van zwakte. Nog geen kilometer verderop voel ik me weer een hinde vergeleken bij het hijgende hoopje goede voornemens dat ik inhaal. Zijn schoenen zullen er over drie maanden nog net zo mooi glanzen.
Er is haast niet aan te ontkomen: wie hardloopt, meet zichzelf met de onbekenden daarbuiten. Wanneer ik rustig aan het opwarmen ben, heb ik de neiging dat te roepen naar alle mensen die voorbijfietsen of hun hond uitlaten. “Ik ben nog niet begonnen, hoor. Echt, ik ga veel harder dan dit!” Onzin, natuurlijk. Wat kan het die mensen schelen in welk tempo ik loop? En zelfs dan: wat zou mij het interesseren als buurtgenoot Betty met haar vriendelijke labrador mijn tempo maar lafjes vindt? Het is irrationeel, het slaat nergens op, maar het schiet wel door mijn hoofd. Nog zoiets: intervaltrainingen. Dat zijn sessies waarbij je snel en langzaam afwisselt, bijvoorbeeld door steeds 3 minuten in hoog tempo te lopen en 1 minuut te wandelen. Wanneer ik dan tegen het eind van die drie minuten iemand inhaal, hoor ik diegene gewoon grinniken zodra mijn wandelminuut in gaat: ‘haha, zie je wel, hij kan het niet volhouden.’
Apps als Strava en Runkeeper hebben de bewijsdrang van hardlopers verder geïntensiveerd. Zelf gebruik ik die eerste, waarin je de afstanden en tijden die je loopt (fietst, zwemt, wandelt, longboardt, aquajogt) kunt delen met vrienden en vreemden. Die kunnen dan een duimpje omhoog geven, de zogeheten ‘kudo’. Zodat je na een training niet alleen een heerlijke warme douche maar ook een fijne dosis dopamine kunt nemen. Wel even de tijd nemen om andere sporters ook een duimpje te gunnen, want wederkerigheid is alles in Strava. De app stimuleert je om aandacht aan elkaar te geven, met subtiele oproepen als ‘Joris heeft voor het eerst in lange tijd weer een fietstocht geüpload, geef hem wat kudo’s!’ en ‘Lies is zojuist Local Legend geworden van Groene Kerkje tot aan De Bosrand.’
Reuzemotiverend allemaal. En het heeft zeker voordelen om je activiteiten bij te houden met een app. Niet alleen omdat het je gedetailleerde inzichten geeft over je vorderingen, ook omdat het een stok achter de deur biedt. De mens is nu eenmaal gevoelig voor schouderklopjes: de gedachte dat je straks kudo’s kunt gaan harken, helpt om die schoenen aan te doen en lekker te gaan rennen. Toch kan Strava je ook tegenwerken wanneer je beter wilt worden. Ik heb inmiddels geleerd dat het verstandig is om, zeker wanneer je traint voor een marathon, een groot deel van de trainingen in een laag tempo te lopen. Veel langzamer nog dan je tijdens die marathon wilt gaan. En terwijl ik dat weet, en het nut begrijp van die training, is er toch altijd een stemmetje. ‘Je gaat te langzaam, wat zullen de Stravascrollers daarvan vinden?’ Dan houd ik me maar vast aan de ultieme kudoharker die ik op 14 mei aanstaande hoop te plaatsen: de foto met de medaille van de 32e Leiden Marathon. Nog 100 dagen.
Verscheen eerder in: Leidsch Dagblad, 3 februari 2023