Een stuk of honderd mensen in sportkleding, samengepakt in een gehuurde bus. De pendelbus brengt hardlopers van station Alkmaar naar de start van een wedstrijd in Schoorl. De chauffeur is nors zoals het hoort, de radio speelt net iets te hard jarentachtighits zoals het hoort, wildvreemden voeren plichtmatige gesprekjes met tijdelijke buren zoals het hoort. Woonplaats, richttijd, jij ook succes, stilte.
De jongen naast me komt uit Amsterdam. Ik weet het al voordat hij het heeft gezegd, geen idee waarom. Zijn haar, zijn oogopslag, het kleine ringetje in zijn oor. Misschien het dunne sjaaltje dat als een col in zijn hals ligt; eerder van een kunstenaar dan van een hardloper. Mijn indruk klopt, zo blijkt wanneer ook wij plichtmatig de conversatie openen. Rivierenbuurt, zegt hij. Alsof de rest al duidelijk was, alsof hij mijn gedachten had gelezen. Na Oegstgeest staakt de conversatie.
Ik wist wel dat Schoorl ergens in Noord-Holland lag, voorbij Alkmaar, maar de reistijd valt me tegen. Het helpt alvast niet dat er geen treinen rijden tussen Uitgeest en Alkmaar, waardoor deze pendelbus niet de eerste bus is waar ik vandaag in zit. Wel beschouwd ben ik vandaag bijna drie keer langer aan het reizen dan aan het hardlopen, maar dat heb ik er graag voor over. Hoeveel ik ook houd van de rondjes door mijn eigen regio – de polderpaadjes en de duinen, de bollenvelden en molens, de singels en de stadspoorten – verandering van spijs doet eten.
Eten doet de Amsterdammer naast me ook. In het krappe kwartiertje in de pendelbus jaagt hij er een Mars, een banaan en meerdere mueslirepen doorheen. Het lijkt me wat veel, maar ieder zijn meug. Het kan ook de spanning zijn. Ik nip om de paar minuten aan mijn waterflesje, vooral omdat ik ooit een bruikbare, maar op zichzelf niet bijzonder duidelijk tip heb opgeslagen. Voorafgaand aan hardloopevenementen pas ik die redelijk consequent toe: ‘drink vaak en weinig’.
We rijden door Bergen terwijl zich door de speakers een onbekend nummer van Survivor opdringt, of een nummer van een andere jarentachtigband die exact klinkt als Survivor. De jongen naast me wroet wat in zijn tas en ik loer over er misschien nog meer eten in zit. Hij haalt er een flesje AA uit, draait het dopje eraf en neemt een flinke slok. Hij draait zijn hoofd alsof hij iets tegen me wil zeggen, maar zwijgt. Ik heb het gevoel dat ik bij de kapper zit. Een vage verplichting om te praten terwijl de woorden ontbreken. Vol hoofd, leeg script.
Het landschap glooit, de bestemming nadert. Wegafzettingen, borden met pijlen, mensen met walkietalkies. De bus stopt in een zee van mensen, ergens grapt iemand dat we ons onder de stoelen moeten verstoppen, de Amsterdammer laat een tweede Mars uit zijn jaszak vallen die ik opraap en hem teruggeef. Bon Jovi zingt Livin’ on a Prayer, mensen wurmen zich naar buiten en wij wensen elkaar ‘veel succes hè’.
Verscheen eerder in: Leidsch Dagblad, 17 februari 2023