3 uur en 36 minuten voordat mijn startvak roze begint aan de Halve van Egmond, vertrek ik van huis. Best op tijd, zou je denken – daarover later meer. Op Leiden Centraal zie ik de eerste medestanders richting spoor 5 wandelen. Soms in plukjes, soms solo, maar altijd herkenbaar aan schoenen, tights, Buffs of gewoon hun geconcentreerde kop.
De spoorwegen werken mee vandaag, ik kom keurig op tijd aan in Heiloo. Van daar zal ik per volgepakte pendelbus doorreizen naar Egmond. Er staat al een flinke meute te wachten op de bussen, die gelukkig af en aan rijden. Ongeveer een kwartier sta ik in de regen te wachten, vrolijk ingeklemd tussen een vriendenteam (beschaafde voetballers of volkse hockeyers) die elkaar hebben uitgedaagd de halve marathon te lopen. De zwaarste van het stel heeft het hoogste woord. Hij loopt op zaalvoetbalschoenen waarvan ik hoop dat hij ze voor de start nog uittrekt.
Voordat de bus wegrijdt zijn de ruiten al beslagen. Toch beleven we een soepele rit en lig ik nog steeds op schema om op tijd in mijn startvak te belanden. Ik volg de mensenmassa richting de sporthal van Egmond, waar voor de gelegenheid een enorm bord ‘Egmond Expo’ is geplaatst. Binnen is het lekker warm. Omdat ik mijn petje weer eens ben vergeten en geen zin heb in een koude kop, koop ik een Buff – zo’n onvolprezen sjaaltje dat je ook als bandana, pet, bivakmuts, zonneklep, beenwarmer, zakdoek of mitella kan gebruiken; het Zwitserse zakmes onder de hardloopaccessoires. In alle rust kleed ik me om en wacht ik tot het tijd is om te starten. Pas een kwartier voordat mijn startkvak aan de beurt is, bedenk ik me dat ik mijn tas nog moet afgeven. Daar gaat mijn uitstekende planning… De tenten met tassenwegzetters zijn duidelijk onderbemand, geduld is geboden. En niet aan iedereen besteed.
Een kwartier te laat kom ik bij de start aan, waar ik maar gewoon aansluit in de menigte. Prima strategie voor vandaag, daar ik me had voorgenomen ontspannen te lopen. Mijn eindtijd is niet belangrijk, ik zie deze loop als voorbereiding op de marathon van Parijs in april. Gewoon genieten van een gaaf parcours en lekker lopen. Dat lukt. De in Egmond zo beruchte elementen houden zich redelijk koest, dat wil zeggen: de wind is gunstig, de regen deert niet. Het stuk over het strand kan ik heerlijk in de luwte lopen en dat helpt om een ontspannen tred te behouden.
Dat gevoel houd ik tot het einde toe vast, het is zo’n dag dat het bijna vanzelf gaat. De laatste twee kilometer versnel ik: als je er toch bent, kun je net zo goed nog even aanzetten, toch? Een medaille, een flesje AA en een regencape rijker (waarom krijg ik die dingen nooit normaal uitgevouwen – en waar zitten die armen?) kan ik weer richting sporthal, pendelbus, trein, douche, mand. Ik zie nog net hoe het vriendenteam hun rood aangelopen laatste loper binnenhaalt. Hij heeft het toch maar mooi gered op zijn zaalvoetbalschoenen.