‘Kijk, die meneer heeft ook een buitje gehad.’ Een vader met een fietsstoeltje wijst naar me. Ik glimlach, want wat moet je anders. ‘Lekker fris,’ zeg ik, en haal een hand door mijn natte haar terwijl ik probeer tempo te houden. Het meisje in het stoeltje is veel te druk met de touwtjes van haar jas bezig om aandacht te besteden aan een zeiknatte hardloper
Het is zo’n dag met buitjes en windstoten, maar een goede temperatuur. Prima loopweer. De eerste zes kilometer gaan tegen de wind in. Een mentaal spelletje: even volhouden nog, dan is de rest straks bonus. Vlieg je vooruit in die laatste vier kilometer. Dat wil zeggen: als je jezelf nu niet opblaast. Niet te veel naar die tussentijd kijken, dus. Het is maar een training.
Mijn gedachten gaan terug naar eerder die dag. ‘Ik zal erover nadenken’, had ik gezegd. Een loopvriend en ik, hardop nadenkend over de marathon. 42 kilometer, 195 meter. De afstand waarover ik vijf jaar geleden in deze krant schreef dat ik me er nooit meer aan zou wagen. Zo’n 15 kilometer voor de finish weet ik zeker: dit doe ik nooit meer. Dit hier in Rotterdam is mijn eerste en laatste marathon.
Gelukkig beschikken wij mensen over een selectief geheugen. Al die pijn die zich gedurende het parcours opbouwt, de verzuring, verkramping, de ellende: alles verdampt. Zo niet de medaille, zo niet de foto’s en de trots. Ja, vooral dat gevoel van trots drukt langzaam maar zeker bloedblaren en geschuurde tepels naar de achtergrond. Tot die zover uit beeld zijn dat je denkt: waarom niet? En dat is maar goed ook. Was ons geheugen niet zo selectief geweest, dan was waarschijnlijk geen vrouw bij haar volle verstand aan het baren gegaan. Dan hadden we het klimaat niet eens naar de vernieling hoeven helpen om het voortbestaan van de soort in gevaar te brengen.
‘Dit nooit meer’, had ik dus gezegd. Je moet columnisten nooit op hun woord geloven. Al is het maar omdat ik aan het eind van ditzelfde stukje schreef: ‘Mijn benen voelen weer als benen, de twijfel begint. Misschien New York, over een jaar of vijf?’ Dat is nu dus. Ik wil mezelf weer uitdagen, ik wil die strijd weer aangaan. En ja, ik wil mijn tijd verbeteren.
Voorbij het draaipunt voel ik de wind in mijn rug. Vlieg de laatste vier kilometer in. Net voor het einde ontwijk ik op het laatste moment een diepe plas op de fietsstrook. Dat geldt niet voor de auto die me passeert. Een koude golf over mijn linkerflank. ‘Lekker fris,’ probeer ik te denken, terwijl ik al rennend mijn bril droogpoets. Nat maar voldaan voltooi ik mijn 10 kilometer.
Een paar uur later app ik, droog en opgewarmd, de loopvriend. We gaan ervoor. Het wordt najaar 2022. Geen New York of Leiden, maar Berlijn of Frankfurt. Nog een maand of elf, dan gaat het weer gebeuren. Met dank het menselijk brein en al zijn selectiviteit.
Verscheen eerder in: Leidsch Dagblad, 6 mei 2022
Lees ook: Lijden – Frankfurt Marathon 2022